logo

Vijf vragen aan Wytze Patijn, architect, stedenbouwer en voormalig Rijksbouwmeester

Eric Koch, Piet Hein moet van plek veranderen, collectie Nationaal Archief #CC0 914-9285

Geboren in Rotterdam, volgde Wytze na de HBS, zijn opleiding aan de TU in Delft. Hij werkte bij de gemeente Rotterdam, werd zelfstandig architect en eigenaar van het beroemde bureau Kuiper Compagnons. Ooit het bureau van Granpré Molière. Later werd hij hoogleraar aan de universiteit in Delft waar hij destijds zelf les had gehad. Was decaan ten tijde van de fatale brand op de faculteit Bouwkunde in mei 2008.

Wytze Patijn
Wytze Patijn

Waar in Rotterdam ben je opgegroeid?

Geboren in Delfshaven, waar ik tot mijn zevende jaar heb gewoond in de Havenstraat. Mijn meest uitgesproken herinnering aan dit deel van de stad is wel het stille lommerrijke groene Piet Heinpleintje achter de Havenstraat aan het water op de plek waar nu de lelijke brug naast het beeld van Piet Hein ligt. Die brug gaat nooit open en daar is toen de halve Havenstraat voor gesloopt.

Waar was je middelbare school?

Ik zat op de HBS aan het Henegouwerplein en woonde toen in het Nieuwe Westen aan de Schie. Mijn beste vriendje woonde op de ’s Gravendijkwal, waar ik vaak te vinden was. Schuin tegenover de woning waar ik nu zelf al meer dan 40 jaar woon.

Er is een plek die jou extra na aan het hart ligt?

Jazeker, de Heemraadssingel. Die prachtige langgerekte, groene open ruimte langs de singel. Eigenlijk is de Heemraadssingel een stedenbouwkundig monument uit de 19e eeuw met al die bijzondere buitenlandse bomen in een landschappelijke stijl. Sterker nog: het lijkt wel een groene aankondiging van de latere multiculturele samenleving, vanwege de grote diversiteit aan geïmporteerde uitheemse planten en bomen. Voor ons kinderen, was het de plek om te spelen, ‘ijssie te piepen’ en te schaatsen.  Ik herinner mij bijzondere gebeurtenissen, waaronder in 1955 (tien jaar na dato) een optocht van de bevrijders van Rotterdam, compleet met jeeps en tanks. Dat maakte veel indruk op een jongen, die natuurlijk opgroeide met een sterk besef over wat de oorlog had teweeggebracht in de stad.

Is er een relatie tussen opgroeien in een stad met veel kale vlaktes en jouw latere beroepspraktijk?

Jazeker wel, opgroeien in een stad waar de mensen vooral een houding hadden van: opruimen die ouwe troep en snel weer opbouwen. Het wordt toch nooit meer zoals het was. Strak, nieuw en zakelijk, dat was ook bon ton in de tijd dat ik mijn opleiding genoot aan de Technische Universiteit in Delft. Wars van tierelantijnen en bakstenen ornamenten werd er gebouwd in beton en staal. Later heb ik door mijn eerste baan als architect bij de dienst Volkshuisvesting kennis gemaakt met het werk van een van de meest bijzondere Rotterdamse architecten: A. van der Steur, de architect van o.a  Boijmans en de Maastunnel  Voor zijn eerste project, de snelfiltergebouwen uit 1929 op het voormalige DWL-terrein in de Esch, heb ik toen een ontwerp gemaakt met kleine woningen, waar ik veel waardering voor de vooroorlogse architectuur aan heb overgehouden. Later heb ik als zelfstandige architect De Kiefhoek, het beroemde project van J.J.P. Oud mogen restaureren. In feite hebben we het zorgvuldig ‘herbouwd’. Iets wat vele ‘monumentendiehards’ nog steeds moeilijk vinden, maar wat natuurlijk heel erg goed heeft uitgepakt. Het hele complex is daardoor een internationaal voorbeeld van sociale woningbouw uit de jaren 20 gebleven. Ik ben ook geen tegenstander van historiserend bouwen. Een architect moet meerdere stijlen beheersen en altijd oog voor de omgeving hebben.  Zo heb ik in Vreewijk in de stijl van Granpré Molière gebouwd en ook het Politiebureau bij het Marconiplein heb ik uitgebreid in de stijl van de wederopbouwarchitectuur.  Ik ben er nog steeds trots op dat niemand dat in het voorbijgaan opmerkt. Ik vind dat de gebouwen uit de wederopbouwtijd meer aandacht en meer zorgvuldigheid in de omgang verdienen.

Nog een boodschap voor het Historisch Genootschap Roterodamum?

Het valt mij op dat vooral jonge Rotterdammers nu enorm trots zijn op hun stad. Trots is de basis voor belangstelling voor geschiedenis. Rotterdam leeft en is weer bruisend van diversiteit. Voor hen moet de geschiedenis van de stad telkens opnieuw verteld worden. Roterodamum kan daar een goede rol in spelen. Ik hoop dat het Historisch Genootschap in de komende tijd een manier vindt om die jongeren te bereiken. Want de nieuwe generaties hebben er zeker belangstelling voor.